VOOR U GELEZEN door NEL VREELING
Tel uw zegeningen
Een mevrouw van rond de vijftig wandelt met een paar kinderen door het park. De kinderen rennen naar het klimrek en de vrouw ploft neer op een bankje, naast een wat oudere vrouw. Ze kijkt naar de oudere vrouw en zegt: ‘’Mijn leven is een routine. ‘s Ochtens komt mijn dochter haar twee kinderen brengen, ik maak het ontbijt klaar en samen zitten ze dan te smullen. Daarna wassen we af en maken we een wandeling in het park. Precies om 12:00 uur lunchen we voor de TV, of gaan we picknicken als het weer het toelaat. Wanneer we terug zijn, begin ik meteen met het avondeten. Rond vijf uur is de tafel dan gedekt en als mijn dochter dan van haar werk terug komt, gaan we met z’n allen aan tafel. En zo is er dan weer een hele dag voorbij gegaan. Mijn leven is echt saai, ik lijk wel een slavin.
De andere vrouw bleef voor zich uit kijken, zonder iets te zeggen. De eerste vrouw zei: “En u, heeft u ook zo’n routinematig leven? Uw leven kan toch nooit zo mooi zijn, als u hier ook zo moederziel alleen in het park zit?”
Toen begon die oudere mevrouw te praten: “Eigenlijk heb ik niets om over te klagen. Ik heb een lieve verpleegkundige die me elke dag hier naar het park toe rijdt, zodat ik deze kinderen kan zien spelen. Ik heb zelf namelijk geen kleinkinderen en als ik deze kinderen hoor lachen, dan doet me dat veel goed. Later komt een taxi me ophalen en die brengt me naar het ziekenhuis. Daar bezoek ik zieke mensen, zodat die mensen en ikzelf ook iemand hebben om mee te praten. Familie heb ik zelf namelijk niet. ‘s Avonds komt de taxi me weer ophalen om me mee te nemen naar mijn tehuis waar ik woon. En zo gaat mijn gezegende dag weer voorbij. Ik heb niets om te klagen, ik heb alleen maar veel om voor te danken, namelijk dat mijn ogen nog steeds al deze mooie dingen kunnen zien.”
En inderdaad, daar kwam de taxi om de dame op te halen. De man reed haar weg in haar rolstoel, richting de auto. De eerste vrouw dacht nu heel diep na. “Dit kan niet waar zijn. Ik kan lopen, ik heb een dochter, mijn kleinkinderen, een eigen huis en ik zit te klagen.’’
Is jouw leven net als van die eerste vrouw, of van die tweede? Moeten anderen jouw zegeningen voor je tellen, of kun je het zelf? Dank je God voor alles, of moet God elke dag jouw klachten weer aanhoren? Tel je zegeningen en vergeet ze niet. Dank God voor al het goede dat Hij je geeft.
---------------------------------------------------------
Van Jacqueline van der Waals.
Zorgen
Zie, ik liet in jonge jaren,
Kalm en onbewust,
- Zorgen hebben noch bezwaren
Ooit mijn ziel ontrust -
'k Liet den dag van morgen zorgen
Voor zijn eigen kwaad;
Wonderwel wist iedere morgen
Met het zijne raad.
Zie, ik gaf in later dagen,
Meer bewust, mijn lot
Zonder vrezen, zonder vragen
In de hand van God;
Wonderwel weet iedere morgen
Met het zijne raad....
'k Laat den dag van morgen zorgen
Voor zijn eigen kwaad.
LEESTIP: ‘MIJN LEVENSVERHAAL’ van Thérèse van Lisieux
Gertine Blom, predikant Protestantse Gemeente Sauwerd-Adorp-Wetsinge, las de autobiografie van Thérèse van Lisieux, een bijzondere jonge vrouw die schreef over 'de kleine weg naar de heiligheid'.
In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide er een meisje op in een vroom katholiek gezin in Frankrijk. Ze was de jongste van vijf dochters en werd een beetje verwend. Thérèse heette ze. Ze had een zwakke gezondheid en lag rond haar tiende levensjaar maandenlang ziek in bed. Totdat ze naar het beeld van Maria naast haar bed keek en smeekte om genezing. Maria glimlachte, en Thérèse werd beter. Vanaf dat moment wist ze het zeker: ze wilde net als haar oudere zus het klooster in.
Dat gebeurde ook. Ze was nog maar vijftien jaar toen ze toegelaten werd tot de Karmelitessen in Lisieux. Normaal gesproken moest je langer wachten, maar Thérèse had iedereen overtuigd van haar roeping. Zij wilde Christus dienen.
Wereldberoemd
Thérèse had een groot vermogen tot zelfinzicht en het helder verwoorden van geloofszaken. Zo kwam het, dat de overste van het klooster haar vroeg om haar weg in het geloof op te schrijven. Aan die vraag hebben we het te danken dat we zoveel weten over wat haar bewoog: haar schrijfsels werden uitgegeven en vervolgens wereldberoemd.
Thérèse bleef ziekelijk en overleed op 24-jarige leeftijd aan tuberculose. Ze had een leven geleid zonder grootse daden, ze was een heel eenvoudige kloosterzuster geweest. Toch verklaarde de paus haar heilig en werd ze één van de bekendste heiligen van de Rooms-Katholieke Kerk. Ook werd ze uitgeroepen tot kerkleraar, een titel die maar aan weinig vrouwen is toebedeeld.
Een eenvoudige ziel
Wat maakt Thérèse nu zo bijzonder? In het Nederlands is haar autobiografie uitgegeven als ‘Mijn levensverhaal’. Daarin schrijft ze over haar jeugdherinneringen, over het verlies van haar moeder, haar ziekte, en de moeite die ze moest doen om zo jong het klooster in te mogen. Daarna vertelt ze over de manier waarop ze haar geloof beleefde. Alles wilde ze doen om heilig te worden, om zich volledig over te geven aan God, hoe eenvoudig zijzelf ook was. ‘Het enige goed is: God liefhebben met heel je hart en hier beneden arm van geest zijn.’
En, zegt ze: ‘Ik begreep dat de liefde van Onze-Lieve-Heer zich evengoed openbaart in de meest eenvoudige ziel die in niets Gods genade in de weg staat, als in de meest verheven ziel.’
Schoonheid van de hemel
Thérèse schreef over ‘de kleine weg naar de heiligheid’. Zonder heldendaden, maar met een gelovig en oprecht hart. Steeds weer probeerde ze in ieder ander mens Christus te zien, zich over haar eigen irritaties bij medemensen heen te zetten, in alles de schoonheid van de hemel te zien. In haar kleine leven was ze groots en inspireerde ze talloze mensen.
Haar taal doet voor 21e-eeuwse lezers wel erg vroom en erg devoot aan, maar het raakte mij hoe zij op zo’n jonge leeftijd al zo goed wist wat voor haar belangrijk was. Aanbevolen voor iedereen die graag meer leest over de mystieke geloofsbeleving van een jonge Franse vrouw.
(Uit: Petrus, magazine uitgegeven door de Protestantse kerk)