Als er een kerkdienst in Wirdum gehouden wordt is er bij de uitzending van kerkomroep geen beeld
Als u nu op de link klikt krijgt u verbinding met kerkomroep op een aparte pagina. U kunt nu in de balk boven in beeld schakelen tussen de uitzending en deze pagina
Om toch de dienst te kunnen volgen kunt u hier de liturgie volgen
Liturgie voor zondag 26 november 2023 in de kerk van Wirdum
Binnenkomst kerkenraad
Welkom, mededelingen en aansteken paaskaars door de dienstdoende ouderling.
Zingen NLB 601 Couplet 1,2,3
1 Licht dat ons aanstoot in de morgen, voortijdig licht waarin wij staan
koud, één voor één, en ongeborgen, licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen en doelloos en onvindbaar zijn.
2 Licht, van mijn stad de stedehouder, aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder, draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt.
3 Alles zal zwichten en verwaaien wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren, licht, laatste woord van Hem die leeft.
Stil gebed en groet
Gemeente antwoordt met het Klein Gloria NLB 195.
Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
Als in den beginne nu en immer en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen
Gebed
Voor de kinderen
Zingen: Gele bundel 40A
God die alles maakte, de lucht en ’t zonlicht blij,
de hemel, zee en aarde, zorgt ook voor mij.
God die ’t gras gemaakt heeft, de bloemen in de wei,
de bomen, vruchten, vogels, zorgt ook voor mij.
God die alles maakte, de maan, de sterrenrij,
als duist’re wolken komen, zorgt steeds voor mij.
Kinderen gaan naar de nevendienst
Gebed om de Heilige Geest
Lezing Johannes 20:1-18
1 Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria van Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen voor het graf was weggehaald. 2 Ze liep snel weg, naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’ 3 Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4 Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6 Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7 en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8 Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9 Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan. 10 De leerlingen gingen terug naar huis.
11 Maria stond bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12 en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.’ 14 Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15 ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u Hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u Hem hebt neergelegd, dan kan ik Hem meenemen.’ 16 Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dit Hebreeuwse woord betekent ‘meester’.) 17 ‘Houd Me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria van Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat Hij tegen haar gezegd had.
Zingen Gele Bundel 145 couplet 1 en 2
1 Abba, Vader, U alleen, U behoor ik toe.
U alleen doorgrondt mijn hart, U behoort het toe.
Laat mijn hart steeds bij U zijn. U laat nooit alleen.
Abba, Vader, U alleen, U behoor ik toe.
2 Abba, Vader, laat mij zijn slechts voor U alleen.
Dat mijn wil voor eeuwig zij d’uwe en anders geen.
Laat mijn hart nooit koud zijn, Heer. Laat mij nimmer gaan.
Abba, Vader, laat mij zijn slechts van U alleen.
Verkondiging
Zingen NLB 728 couplet 1,2,3
1 De heiligen ons voorgegaan, hebben hier niets verworven,
maar zijn aan ’t einde van hun baan als vreemdeling gestorven.
Maar zij geloofden dat Gods hand die hen tot daar geleid had
in ’t beter, hemels vaderland een stad voor hen bereid had.
Geprezen zij zijn naam! Hij deed hen veilig gaan!
Kom, zingen wij tesaam met alle heiligen!
2 Zij trokken uit als Abraham, door God de Heer geroepen
zonder te weten waar hij kwam, om ’t land van God te zoeken.
Zij zijn gestorven in zijn naam en hebben niets geweten
dan dat Hij had gezegd: Ik schaam mij niet uw God te heten.
Geprezen zij zijn naam! Hij deed hen veilig gaan!
Kom, zingen wij tesaam met alle heiligen!
3 Die van de aarde vrijgekocht nu rusten van hun werken,
zij spreken en getuigen nog om ons geloof te sterken,
dat wij omgeven door de wolk de weg ten einde lopen,
één met het heilig trekkend volk in liefde en in hope.
Geprezen zij zijn naam! Hij doet ons veilig gaan!
Kom, zingen wij tesaam met alle heiligen!
Kinderen komen terug
Gebeden
Uitleg over het kaarsen aansteken.
Predikant kondigt lied aan: Tammo Klaas Bos
Terwijl de gemeente zingt komt diegene naar voren die de kaars aansteekt.
Lichtstad met uw paarlen poorten wond’re stad zo hoog gebouwd
Nimmer heeft men hier op aarde, ooit uw heerlijkheid aanschouwd.
Refrein:
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luist’ren naar zijn liefdestem.
Daar geen rouw meer en geen tranen in het nieuw Jeruzalem.
Wat een vreugde zal dat wezen straks vereend te zijn met Hem
In die stad met paarlen poorten in het nieuw Jeruzalem
Refrein:
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luist’ren naar zijn liefdestem.
Daar geen rouw meer en geen tranen in het nieuw Jeruzalem.
Predikant kondigt het lied aan: Jan Albertus van Marum
Terwijl de gemeente zingt steekt de familie van Jan van Marum de kaars aan
De Heer is mijn herder! ’k Heb al wat mij lust;
Hij zal mij geleiden naar grazige weiden.
Hij voert mij al zachtkens aan wat’ren der rust.
De Heer is mijn herder! Hij waakt voor mijn ziel,
Hij brengt mij op wegen van goedheid en zegen,
Hij schraagt m’als ik wankel, Hij draagt m’als ik viel.
Predikant kondigt het lied aan: Yvonne Bezema
Terwijl de gemeente zingt steekt de familie van Yvonne de kaars aan
Heer ik kom tot U neem mijn hart, verander mij.
Als ik U ontmoet, vind ik rust bij U.
Want Heer, ik heb ontdekt, dat als ik aan uw voeten ben,
trots en twijfel wijken voor de kracht van uw liefde.
Houd mij vast, laat uw liefde stromen.
Houd mij vast, heel dicht bij uw hart.
Ik voel uw kracht en stijg op als een arend.
dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest
en de kracht van uw liefde.
Heer kom dichterbij, dan kan ik uw schoonheid zien
en uw liefde voelen, diep in mij.
En Heer, leer mij uw wil zodat ik U steeds dienen kan
en elke dag mag leven door de kracht van uw liefde.
Houd mij vast laat uw liefde stromen.
Houd mij vast, heel dicht bij uw hart.
Ik voel uw kracht en stijg op als een arend.
dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest
en de kracht van uw liefde.
Slotlied: Lied NLB 444
1 Nu daagt het in het oosten, het licht schijnt overal:
Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
2 De duisternis gaat wijken van de eeuwenlange nacht.
Een nieuwe dag gaat prijken met ongekende pracht.
3 Zij, die gebonden zaten in schaduw van de dood,
van God en mens verlaten begroeten ’t morgenrood.
4 De zonne, voor wier stralen het nacht’lijk duister zwicht,
en die zal zegepralen, is Christus, ’t eeuwig licht!
5 Reeds daagt het in het oosten, het licht schijnt overal:
Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal.
Zegen, beantwoordt met gezongen Amen
Terug